1- "Ik kies voor de muziekcursus, want ik wil muziek leren en ik vind de taal heel moeilijk."

2- jij kunt mijn material gebruiken 3- Ik kies voor winkelen, want ik wil graag de winkels zien 4- "Het was helemaal niet leuk, want het regende en ik had geen paraplu."

5- "Ik kies voor kaartjes voor de bioscoop , want ik wil graag een film zien." 7-jij moet de katten eten geven en jij moet met de honden wandelen 8-Vroeger moest ik met de honden wandelen, nu moet ik de olifanten eten geven. 9-"Ik wil een nieuwe lamp en stoel, want de lamp en de stoel zijn oud en kapot." 10-"De schoolweek van drie dagen is geen goed idee, want kinderen moeten vaak naar buiten gaan." 11-"Ik denk dat bellen beter is, want het is makkelijk en snel." jij kunt beter bellen , bellen is makkelijk en snel 12 - jij kunt bij de kassa werken- jij kunt vakken vullen - jij kunt de karren schoonmaken