De Passé Composé - Mr. Chadd Academy

De Passé Composé - Mr. Chadd Academy
Le passé composé?
Je ne comprends pas?
Met deze uitleg ga jij de passé composé wél begrijpen!
Le passé composé is de werkwoordsvorm die we in het Nederlands kennen als de voltooid tegenwoordige tijd. Een voorbeeld hiervan in het Nederlands is bijvoorbeeld: “Ik heb gelopen.” Zoals je in dit voorbeeld kunt zien bestaat de voltooid tegenwoordige tijd uit twee werkwoorden: “heb” en “gelopen”. In het Nederlands vervoeg je de meeste werkwoorden in de voltooid tegenwoordige tijd met “hebben” en anders met het werkwoord “zijn”. In het Frans doen we dit op dezelfde manier, met het werkwoord “avoir” of het werkwoord “être”. Avoir en être zijn hier de hulpwerkwoorden die je gebruikt om de passé composé te maken.
Maar hoe maak je de passé composé nou zelf? Laten we beginnen met het gebruik van de hulpwerkwoorden avoir en être. Als je in het Nederlands een werkwoord met het hulpwerkwoord hebben (avoir) vervoegd is dit in het Frans ook zo, hetzelfde geldt voor être. Hierop zijn wel een aantal uitzonderingen, maar die worden in deze tekst niet allemaal besproken.
Le passé composé = avoir(/être) + voltooid deelwoord.
De belangrijkste uitzondering hierop die je moet weten is:
ik ben geweest j’ai été
Als we weer teruggaan naar het eerdergenoemde voorbeeld: “ik heb gelopen,” weten we nu dat het werkwoord lopen wordt vervoegd met avoir.
Marcher
De vertaling van lopen is marcher, dit is een regelmatig werkwoord. Het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord in het Frans maak je door de -er te vervangen door -é. In het geval van marcher krijg je dan marché. De vertaling van “ik heb gelopen” is dan “j’ai marché”
Het hele rijtje met de vervoegingen van avoir en het voltooid deelwoord van marcher vind je hieronder:
j’ai marché ik heb gelopen
tu as marché jij hebt gelopen
il a marché hij heeft gelopen
elle a marché zij heeft gelopen
nous avons marché wij hebben gelopen
vous avez marché u heeft gelopen/jullie hebben gelopen
ils ont marché zij hebben gelopen (mannelijk)
elles ont marché zij hebben gelopen (vrouwelijk)
Être
Laten we nu naar een werkwoord gaan kijken dat vervoegd wordt met être. Een voorbeeld hiervan is het werkwoord rester, wat blijven betekent. “Ik ben gebleven” wordt zoals eerder
gezegd met être vervoegd: je suis resté(e). Zoals je misschien al hebt gezien is er hier iets geks aan de hand. Er staat een “e” tussen haakjes, waarom dit zo is lees je hieronder:
Bij het hulpwerkwoord ‘être’ kan er een uitgang achter het voltooid deelwoord komen te staan. Dit heeft te maken met het onderwerp en of dat mannelijk of vrouwelijk is en of het onderwerp een enkelvoudsvorm of een meervoudsvorm is:
als het onderwerp mannelijk enkelvoud is : geen extra uitgang
als het onderwerp vrouwelijk enkelvoud is: een extra -e
als het onderwerp mannelijk meervoud is : een extra -s
als het onderwerp vrouwelijk meervoud is : een extra -es
Hieronder zie je het hele rijtje met de vervoegingen van être en het voltooid deelwoord van rester:
je suis resté(e) ik ben gebleven
tu es resté(e) jij bent gebleven
il est resté hij is gebleven
elle est restée zij is gebleven
nous sommes resté(e)s wij zijn gebleven
vous êtes resté(e)(s) u bent gebleven, jullie zijn gebleven
ils sont restés zij zijn gebleven (mannelijk)
elles sont restées zij zijn gebleven (vrouwelijk)
Het voltooid deelwoord van andere werkwoorden maak je op de volgende manier:
- vendre = vendu (-re verandert in -u)
- prendre = pris (-endre verandert in -is)
- finir = fini (-ir verandert in -i)
- voir = vu (-oire verandert in -u)
- savoir = su
- pouvoir = pu
- vouloir = voulu
- avoir = eu
- être = été
Meer weten over de Passé Composé? Check de Academy:
www.mrchadd.nl/academy/vakken...
Kijk ook eens op:
Website: www.mrchadd.nl/
Facebook: / mrchadd
Instagram: / mr.chadd
LinkedIn: / 6398042

Пікірлер: 1

  • @BillyonTopp
    @BillyonTopp2 ай бұрын

    dankjewel